Erik Verstraten

Schijnzelfstandigheid

 

Er zijn periodes waarin een bepaald onderwerp de gemoederen aardig kan bezighouden. De schijnzelfstandigheid en de Wet DBA zijn daarvan een voorbeeld. In 2005 kwam voor zelfstandigen de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR), met een hoop commotie als gevolg. Bij de overgang in 2016 van de Verklaring Arbeidsrelatie naar de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (Wet DBA) ontstond er opnieuw een hoop onrust . En de hernieuwde boodschap vanuit Den Haag dat er vanaf 2025 strenger gehandhaafd gaat worden op de naleving van de Wet DBA doet momenteel veel stof opwaaien.

Bij de Wet DBA gaat het erom of een ondernemer echt zelfstandig werkt of dat er feitelijk toch sprake is van een dienstverband tussen die ondernemer en zijn opdrachtgever. De Wet DBA draait dus eigenlijk om de vraag of er niet alsnog sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst zijn er drie voorwaarden:

  1. Er wordt loon betaald c.q. ontvangen;
  2. De arbeid wordt persoonlijk verricht;
  3. Tussen opdrachtgever en degene die de opdracht uitvoert bestaat een gezagsverhouding.

Wordt aan een van deze voorwaarden niet voldaan, dan is geen sprake meer van een dienstverband en minimaal sprake van een overeenkomst van opdracht. In de basis hoeft de opdrachtgever dan geen loonheffing en sociale premies in te houden en af te dragen. Bovendien komt de opdrachtnemer (de zelfstandige) onder voorwaarden in aanmerking voor de toepassing van ondernemersfaciliteiten als zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling.

De roep om naleving van de Wet DBA is net zo oud als de Wet zelf. Dat deze roep groter is geworden heeft te maken met kwaadwillenden die nog steeds als een soort moderne slavendrijvers mensen onder slechte voorwaarden laten werken.

Om de onrust die ontstaan is over strengere handhaving weg te nemen, hebben de staatssecretaris en de minister al laten weten dat er een overgangsperiode van een jaar komt, waarin er nog geen vergrijpboetes opgelegd zullen worden. Dat gaat dus om het jaar 2025. Ook de Belastingdienst heeft aangegeven dat er niet direct hysterisch gehandhaafd zal gaan worden.

Opdrachtgevers zullen eerst een aanwijzing krijgen over het niet voldoen aan de Wet DBA, voordat wordt overgegaan tot het geven van een boete en het naheffen van belasting en premies.

De staatssecretaris heeft op 25 september 2024 laten weten open te staan voor de wens van een deel van de Tweede Kamer om het aangekondigde strengere beleid aan te passen en te komen met versoepelingen. De staatssecretaris kan leven met moties van onder andere VVD en NSC om te komen tot een meer risicogerichte handhaving. Daarbij wordt  ook gekeken naar de afwegingen die de Rijksoverheid zelf maakt bij het inhuren  van zelfstandigen. Dat afwegingskader wordt binnenkort openbaar gemaakt.

Verder zal beoordeeld gaan worden of er geen splitsing aangebracht kan worden in de Wet. Er moet dan een apart wetsvoorstel komen waarbij een rechtsvermoeden van schijnzelfstandigheid aanwezig wordt geacht bij een te laag tarief waarvoor een zelfstandige de werkzaamheden uitvoert. Dit deel van de Wet moet dan regelen dat iemand, als hij of zij onder een bepaald tarief wordt ingehuurd (in eerdere concept-wetsvoorstellen is gesproken over een uurtarief van € 33) de ingehuurde persoon veel sneller rechten als werknemer kan opeisen.

Daarmee is er ruimte om het deel van de Wet dat gaat over de beoordeling van de arbeidsrelatie later te behandelen. Om die arbeidsrelatie te beoordelen was de afgelopen jaren namelijk sprake van de toepassing van Modelovereenkomsten. Dit zijn overeenkomsten die vooraf door de Belastingdienst zijn beoordeeld. Wanneer partijen deze overeenkomsten gebruiken, bleven partijen gevrijwaard van een discussie over wel of geen zelfstandigheid,  zolang praktisch werd gewerkt volgens de afspraken uit de overeenkomst.  Het gebruik van de Modelovereenkomsten wordt per 1 januari 2025 afgeschaft als het oorspronkelijke voornemen ongewijzigd wordt doorgevoerd zonder dat sprake is van werkbare alternatieven om te bepalen of er wel of niet sprake is van voldoende zelfstandigheid.

De staatssecretaris heeft geen concrete toezegging gedaan dat de splitsing er gaat komen. Daarvoor wordt eerst een oordeel van de Raad van State afgewacht.

Kortom, opnieuw is er veel onrust over de toepasbaarheid van een nieuw wetsvoorstel. De Tweede Kamer heeft in ieder geval wel laten zien dat er wordt geluisterd naar de onrust bij zelfstandigen en opdrachtgevers. Waarmee de boodschap van de Tweede Kamer is dat de scherpe kantjes af moeten van   de handhaving van schijnzelfstandigheid.

Erik Verstraten 
Verstraten & Bergkamp